Haarlem en ‘s Hertogenbosch, 7 september 2020 - De misdaadcijfers in Nederland bereikten tijdens de Tweede Wereldoorlog een hoogtepunt. De eenvoudige tegenstelling tussen ‘goed’ en ‘fout’ verwaterde en de opvattingen over criminaliteit veranderden. Nieuw onderzoek probeert meer inzicht te krijgen in dit opvallende aspect van de oorlog. Het onderzoek is een samenwerkingsverband tussen het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), het Noord-Hollands Archief (NHA) en Jan Julia Zurné, politiek historicus van de Radboud Universiteit.
Stijgende criminaliteitscijfers
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schoten de criminaliteitscijfers omhoog, met name die voor diefstal en andere vermogensdelicten. De oorlogsomstandigheden zoals schaarste, honger en de neiging zich te verzetten tegen de bezettingsmacht, zorgden ervoor dat burgers anders gingen denken over het overtreden van de wet. Gewone mensen, waaronder opvallend veel vrouwen en jongeren, voelden zich steeds vaker door de omstandigheden gedwongen om zich op het criminele pad te begeven.
“Opvattingen over criminaliteit, misdrijven en de rechtsstaat blijken niet statisch te zijn, maar veranderen wezenlijk onder druk van een crisissituatie zoals een bezetting. Ook na de bevrijding duurde het enige jaren voordat de criminaliteitscijfers weer gedaald waren tot op het vooroorlogs niveau”, vertelt Radboud-onderzoeker Jan Julia Zurné.
“Dat de criminaliteit tijdens de Tweede Wereldoorlog toenam wisten we al, maar hoe dit verschijnsel in zijn werk ging en wat de wisselwerking was tussen opvattingen daarover bij zowel burgers als de betrokken gerechtelijke instanties is nog niet duidelijk en ook nooit eerder onderzocht.”
Wisselwerking tussen burgers en juristen
In het onderzoeksproject ‘Criminaliteit in oorlogstijd’ onderzoekt Zurné hoe burgers en juristen zich in gerechtelijke stukken uitlieten over criminaliteit. Ook bestudeert Zurné hoe de rechterlijke macht het vervolgingsbeleid aanpaste op de toename van criminaliteit tijdens en na de bezetting. “Door digitalisering en slimme analyse van talrijke en nog nauwelijks onderzochte rechtbankarchieven uit Den Bosch en Haarlem kunnen we hier nu meer inzicht krijgen.” Zurné deed eerder onderzoek naar aanpassingen in het vervolgingsbeleid van het Belgische Openbaar Ministerie tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Uniek gebruik gerechtelijk bronnenmateriaal
Archieven van gerechtshoven, arrondissementsrechtbanken en kantongerechten bevatten een schat aan informatie over het dagelijks leven van ‘gewone mensen’ tijdens en direct na de Tweede Wereldoorlog. Toch zijn deze bronnen tot nu toe amper gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek vanwege beperkte openbaarheid, privacywetgeving en grote omvang van het materiaal. Mede door de inzet van nieuwe technieken komt daarin verandering. Zurné gebruikt in haar onderzoek tekstherkenning (OCR) en op kleinere schaal ook handschriftherkenning (HTR), waardoor de strafvonnissen en -dossiers op geautomatiseerde wijze volledig (full-text) doorzocht kunnen worden. Op die manier kan grootschalige tekstanalyse worden toegepast.
Het BHIC en het NHA willen met het onderzoeksproject optimaal recht doen aan deze bijzondere bronnen uit hun collecties. Door samen te werken met de Radboud Universiteit worden deze bronnen nu ook voor het voor het eerst uitgebreid wetenschappelijk onderzocht. Het project is mede mogelijk gemaakt door het Mondriaanfonds, het publieke stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed, en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ter gelegenheid van 75 jaar bevrijding.
Presentatie nieuwe inzichten
De verkregen nieuwe inzichten en de verhalen over criminaliteit en het dagelijks leven tijdens de Tweede Wereldoorlog dienen niet alleen als inspiratiebron voor historici, genealogen en familieonderzoekers, maar ook voor studenten en scholieren. De resultaten van het onderzoek, dat ongeveer drie jaar in beslag neemt, worden tijdens en na het onderzoek gepresenteerd via diverse kanalen en middelen, waaronder een boek, lespakketten en themamiddagen. De ‘boevenverhalen’ worden via diverse websites/portals verspreid. Gedurende het onderzoek maken deelnemende archieven veel archiefmateriaal digitaal toegankelijk. Hier kunnen ook andere onderzoekers gebruik van maken.